4 juli 2016

VLIEGMACHIENEN

















































Zon die behoedzaam onderduikt tussen het lange gras. 
Aan de einder de ultieme klim van een brommerig vliegtuigje op de airshow uit de bossen. 
Nog een roos die tegen de gevel tracht te ontwaken uit de regen en de witte schimmel. 
Als Ursel weer gaat slapen bekijk ik op Facebook foto's van enthousiaste vliegfanaten, daar op dat Nato-vliegplein tussen de Drongengoedse pracht. 
Nostalgie doet me glimlachen: een foto van een stuk ‘startbaan', zoals Urselnaars zeggen. We spreken nooit van een ‘landingsbaan’.
Weet je 't nog toen, rond 1954, grote camions volgeladen met gravé over dat levend dorp van toen denderden. Volgekipt vanop grote boten langs de ‘vaart’ in Aalter (nu Woestijne), reden ze de Kapelstraat kapot, haakten op het dorp ’t Straatje dof grollend en dampend omhoog. Daar in de korte draai stonden we telkens weer lonkend naar joviale camioneurs, of we mochten meerijden naar dat nieuw vliegplein dat grotesk zijn betonweg baande tussen de weggedreven Urselse natuur. Mazoutlucht die sparrenbalsem wegblies.
‘Hui moat, meu’me meerijen?’ ‘k Hoor het ons nog roepen.
Dikwijls mochten we dat.